De schorre adem van het beestvrije valde rots rolde naar benedenin een geluid van verpletterde bomenop de bodem van de valleitot aan de stortvloed van aanpassingen.De dennenbomen toondenhet vlees breekt los van de bottenkaken krakenogen puilen uitaan het einde van de winterin de armen van het waanzinnig getrouwde stelruwe schelpenborstplaat met het scapulierkortstondige mandrakeaan de kanthet wissen van de sporen van het verleden.brullendhet beest kwam het stadion binnenvlam die tot aan de hemel reiktop de hete kolen van redeloosheid trappenaan het einde van de zomerwaar meestal?een bundel dood houtzorgde voor het werkvan hernieuwde vitaliteit.618