
paleizen en bloemen
welkom Mijn vriend
de rijke minnaar van mijn gedachten.
Ga elkaar aanstoten
de eenlingen van het woord
ter bevestiging van de niet-ontvankelijkheid.
langs het kanaal
armen vol dode bladeren
vlieg in de wind een lied.
374
paleizen en bloemen
welkom Mijn vriend
de rijke minnaar van mijn gedachten.
Ga elkaar aanstoten
de eenlingen van het woord
ter bevestiging van de niet-ontvankelijkheid.
langs het kanaal
armen vol dode bladeren
vlieg in de wind een lied.
374
Deze karamelwond
voor de gescheurde haard
vangt het gejank van de vleugels.
Lijn van hardhouten stoelen
die de ruimte van onze nachten binnendringt
het rijtuig passeert speels.
Om niet langer schade aan te richten
de tijd staat op de index
zonder de arrogantie van een blik.
360
Zingende Vlamspiraal
luiheid druipt en klappert met zijn tanden
onder geoorloofde twijfel.
Verspreid het woord
bij een lage begrafenis
de vergetelheidswandelaars.
Om nog eens te zeggen
dat morgen morgen zal zijn
en overdag een vallende ster.
361
Woorden zijn op hun hoede voor de gehoorde realiteit
in grkosten van jezelf
sterft het schrijven van de na.
Bij de opening was er veel volk
van voorbijgangers
verdwijnen in de koude nacht.
Ging weg, de dichters,
ogen dicht
zodra de storm voorbij is.
362
De wachttorens zullen eindigen
nos échos lointains entendus
tijdens het ja van vergeten.
Delicaat voor een lange tijd
de donkere kringen van de zomer
geef de wolken door aan de walnotenschil.
Van de omhullende nacht
Geruchten tekenen de aanwezigheid
van een gebrek aan verhaal.
363
Masselotte peinte
en dérision de la réalité
geopende deur.
Des mains se joignent
des lèvres énumèrent
à perte de vue.
Mon NOM en grandes lettres
fuite éperdue
des pas frappant l'ardoise de l'escalier.
364
Ne cherchez pas
ne dormez pas
soyez la vigie éternelle.
D'un pincement au cœur
si la vie fuit
soyez le gisant de vos nuits.
Les créateurs sont durs
les solitaires sont vides.
Qu'il est bigarré de vivre.
365
Ces mains d'envie tenaces
poursuivent la question
sans que réponse vienne.
La fleur qui ose
clame son existence
à contresens du chemin proposé.
Purement fictive
la garde n'est pas relevée
sans l'appel du petit matin.
366
L'Art se chauffe des éclats de voix
en retombée des belles phrases
la nuit promise est susurrée à l'oreille.
A l'aube nouvelle
nouveau départ
entre doute et certitude.
A cheval sur le parallèle
le franchissement du gué
se fera malgré nous.
367
Cette poupée contre le mur apparue d'un clin d'œil mâche la déraison à dents crûes. Reviens le banal en sourdine op de revers van de jas papilles sèches mains dans les poches. Marchons relevons les clôtures sur la neige soyons ivre du vin à venir. 368